NL: matchracen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gematchracet
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik matchrace jij matchracet hij matchracet wij matchracen jullie matchracen zij matchracen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gematchracet jij hebt gematchracet hij heeft gematchracet wij hebben gematchracet jullie hebben gematchracet zij hebben gematchracet
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik matchracete jij matchracete hij matchracete wij matchraceten jullie matchraceten zij matchraceten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gematchracet jij had gematchracet hij had gematchracet wij hadden gematchracet jullie hadden gematchracet zij hadden gematchracet
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal matchracen jij zult matchracen hij zal matchracen wij zullen matchracen jullie zullen matchracen zij zullen matchracen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gematchracet hebben jij zult gematchracet hebben hij zal gematchracet hebben wij zullen gematchracet hebben jullie zullen gematchracet hebben zij zullen gematchracet hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou matchracen jij zou matchracen hij zou matchracen wij zouden matchracen jullie zouden matchracen zij zouden matchracen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gematchracet hebben jij zou gematchracet hebben hij zou gematchracet hebben wij zouden gematchracet hebben jullie zouden gematchracet hebben zij zouden gematchracet hebben
|
Gebiedende wijs |
matchrace
|
Aanvoegende wijs |
matchrace |