Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: mastieken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemastiekt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik mastiek
jij mastiekt
hij mastiekt
wij mastieken
jullie mastieken
zij mastieken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemastiekt
jij hebt gemastiekt
hij heeft gemastiekt
wij hebben gemastiekt
jullie hebben gemastiekt
zij hebben gemastiekt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik mastiekte
jij mastiekte
hij mastiekte
wij mastiekten
jullie mastiekten
zij mastiekten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemastiekt
jij had gemastiekt
hij had gemastiekt
wij hadden gemastiekt
jullie hadden gemastiekt
zij hadden gemastiekt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal mastieken
jij zult mastieken
hij zal mastieken
wij zullen mastieken
jullie zullen mastieken
zij zullen mastieken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemastiekt hebben
jij zult gemastiekt hebben
hij zal gemastiekt hebben
wij zullen gemastiekt hebben
jullie zullen gemastiekt hebben
zij zullen gemastiekt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou mastieken
jij zou mastieken
hij zou mastieken
wij zouden mastieken
jullie zouden mastieken
zij zouden mastieken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemastiekt hebben
jij zou gemastiekt hebben
hij zou gemastiekt hebben
wij zouden gemastiekt hebben
jullie zouden gemastiekt hebben
zij zouden gemastiekt hebben

Gebiedende wijs
mastiek

Aanvoegende wijs
mastieke

Voorbeelden

  1. mastiek
    tableware
  2. mastiek
    asphaltic mastic

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden