NL: marketen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemarket
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik market jij market hij market wij marketen jullie marketen zij marketen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemarket jij hebt gemarket hij heeft gemarket wij hebben gemarket jullie hebben gemarket zij hebben gemarket
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik markette jij markette hij markette wij marketten jullie marketten zij marketten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemarket jij had gemarket hij had gemarket wij hadden gemarket jullie hadden gemarket zij hadden gemarket
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal marketen jij zult marketen hij zal marketen wij zullen marketen jullie zullen marketen zij zullen marketen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemarket hebben jij zult gemarket hebben hij zal gemarket hebben wij zullen gemarket hebben jullie zullen gemarket hebben zij zullen gemarket hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou marketen jij zou marketen hij zou marketen wij zouden marketen jullie zouden marketen zij zouden marketen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemarket hebben jij zou gemarket hebben hij zou gemarket hebben wij zouden gemarket hebben jullie zouden gemarket hebben zij zouden gemarket hebben
|
| Gebiedende wijs |
market
|
| Aanvoegende wijs |
| markete |