Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: marineren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemarineerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik marineer
jij marineert
hij marineert
wij marineren
jullie marineren
zij marineren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemarineerd
jij hebt gemarineerd
hij heeft gemarineerd
wij hebben gemarineerd
jullie hebben gemarineerd
zij hebben gemarineerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik marineerde
jij marineerde
hij marineerde
wij marineerden
jullie marineerden
zij marineerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemarineerd
jij had gemarineerd
hij had gemarineerd
wij hadden gemarineerd
jullie hadden gemarineerd
zij hadden gemarineerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal marineren
jij zult marineren
hij zal marineren
wij zullen marineren
jullie zullen marineren
zij zullen marineren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemarineerd hebben
jij zult gemarineerd hebben
hij zal gemarineerd hebben
wij zullen gemarineerd hebben
jullie zullen gemarineerd hebben
zij zullen gemarineerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou marineren
jij zou marineren
hij zou marineren
wij zouden marineren
jullie zouden marineren
zij zouden marineren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemarineerd hebben
jij zou gemarineerd hebben
hij zou gemarineerd hebben
wij zouden gemarineerd hebben
jullie zouden gemarineerd hebben
zij zouden gemarineerd hebben

Gebiedende wijs
marineer

Aanvoegende wijs
marinere

Voorbeelden

  1. Je hakt de garnalen... en marineer ze drie uur in gembersaus.
    You mince the shrimp- - and let it marinate for three hours in ginger sauce.
  2. Amateurs marineren.
    Amateurs marinate.
  3. U deze marineren gaat?
    You gonna marinate these?
  4. Het staat te marineren.
    It 's marinating.
  5. Het staat te marineren, oke?
    It 's marinating, all right?
  6. Daar mag je over marineren, Oké?
    I 'll let you marinate on that, okay?
  7. En ik heb dingen laten marineren.
    And I 've been marinating on things.
  8. Marineren in olie met een scheut cognac.
    Marinate in oil with a dash of cognac.
  9. Blijf maar lekker marineren, dames. lk ben zo terug.
    Excuse me, ladies. You just keep marinating and l'll be right back.
  10. Je laat stukjes everzwijn met gesnipperde ui in rode wijnazijn marineren.
    You marinade small chunks of boar in red wine vinegar and onions.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden