NL: marineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gemarineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik marineer jij marineert hij marineert wij marineren jullie marineren zij marineren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemarineerd jij hebt gemarineerd hij heeft gemarineerd wij hebben gemarineerd jullie hebben gemarineerd zij hebben gemarineerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik marineerde jij marineerde hij marineerde wij marineerden jullie marineerden zij marineerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemarineerd jij had gemarineerd hij had gemarineerd wij hadden gemarineerd jullie hadden gemarineerd zij hadden gemarineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal marineren jij zult marineren hij zal marineren wij zullen marineren jullie zullen marineren zij zullen marineren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemarineerd hebben jij zult gemarineerd hebben hij zal gemarineerd hebben wij zullen gemarineerd hebben jullie zullen gemarineerd hebben zij zullen gemarineerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou marineren jij zou marineren hij zou marineren wij zouden marineren jullie zouden marineren zij zouden marineren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemarineerd hebben jij zou gemarineerd hebben hij zou gemarineerd hebben wij zouden gemarineerd hebben jullie zouden gemarineerd hebben zij zouden gemarineerd hebben
|
Gebiedende wijs |
marineer
|
Aanvoegende wijs |
marinere |