Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: marcheren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemarcheerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik marcheer
jij marcheert
hij marcheert
wij marcheren
jullie marcheren
zij marcheren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemarcheerd
jij hebt gemarcheerd
hij heeft gemarcheerd
wij hebben gemarcheerd
jullie hebben gemarcheerd
zij hebben gemarcheerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik marcheerde
jij marcheerde
hij marcheerde
wij marcheerden
jullie marcheerden
zij marcheerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemarcheerd
jij had gemarcheerd
hij had gemarcheerd
wij hadden gemarcheerd
jullie hadden gemarcheerd
zij hadden gemarcheerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal marcheren
jij zult marcheren
hij zal marcheren
wij zullen marcheren
jullie zullen marcheren
zij zullen marcheren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemarcheerd hebben
jij zult gemarcheerd hebben
hij zal gemarcheerd hebben
wij zullen gemarcheerd hebben
jullie zullen gemarcheerd hebben
zij zullen gemarcheerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou marcheren
jij zou marcheren
hij zou marcheren
wij zouden marcheren
jullie zouden marcheren
zij zouden marcheren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemarcheerd hebben
jij zou gemarcheerd hebben
hij zou gemarcheerd hebben
wij zouden gemarcheerd hebben
jullie zouden gemarcheerd hebben
zij zouden gemarcheerd hebben

Gebiedende wijs
marcheer

Aanvoegende wijs
marchere

Voorbeelden

  1. marcheer door de nacht
    Marching through the night,
  2. Dat geeft niet. lk marcheer nooit.
    That 's all right, I don 't march.
  3. Marcheer naar Griekenland, als je wilt.
    March upon Greece, if you wish.
  4. En raap mijn helm op, en marcheer terug.
    And I pick up my helmet, and I march back.
  5. Jullie twee, marcheer naar binnen, dan kunnen we praten.
    Okay, Art, if you and your foreign friend wanna goosestep back here we can talk.
  6. Marcheer met mij naar het Volkspaleis en naar de overwinning!
    March with me to the People 's Palace and to victory!
  7. Je marcheer met je mannen dat pad op en ik garandeer je een gevecht.
    You march your lads up there and I 'll guarantee you a fight.
  8. Rechterkolom, marcheren.
    Column right, march!
  9. De jongens marcheren.
    The boys are marching.
  10. 12 monkeys marcheren...
    12 monkey marching...

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden