Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: maitriseren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemaitriseerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maitriseer
jij maitriseert
hij maitriseert
wij maitriseren
jullie maitriseren
zij maitriseren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemaitriseerd
jij hebt gemaitriseerd
hij heeft gemaitriseerd
wij hebben gemaitriseerd
jullie hebben gemaitriseerd
zij hebben gemaitriseerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maitriseerde
jij maitriseerde
hij maitriseerde
wij maitriseerden
jullie maitriseerden
zij maitriseerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemaitriseerd
jij had gemaitriseerd
hij had gemaitriseerd
wij hadden gemaitriseerd
jullie hadden gemaitriseerd
zij hadden gemaitriseerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal maitriseren
jij zult maitriseren
hij zal maitriseren
wij zullen maitriseren
jullie zullen maitriseren
zij zullen maitriseren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemaitriseerd hebben
jij zult gemaitriseerd hebben
hij zal gemaitriseerd hebben
wij zullen gemaitriseerd hebben
jullie zullen gemaitriseerd hebben
zij zullen gemaitriseerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou maitriseren
jij zou maitriseren
hij zou maitriseren
wij zouden maitriseren
jullie zouden maitriseren
zij zouden maitriseren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemaitriseerd hebben
jij zou gemaitriseerd hebben
hij zou gemaitriseerd hebben
wij zouden gemaitriseerd hebben
jullie zouden gemaitriseerd hebben
zij zouden gemaitriseerd hebben

Gebiedende wijs
maitriseer

Aanvoegende wijs
maitrisere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden