Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: lurken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gelurkt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lurk
jij lurkt
hij lurkt
wij lurken
jullie lurken
zij lurken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gelurkt
jij hebt gelurkt
hij heeft gelurkt
wij hebben gelurkt
jullie hebben gelurkt
zij hebben gelurkt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik lurkte
jij lurkte
hij lurkte
wij lurkten
jullie lurkten
zij lurkten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gelurkt
jij had gelurkt
hij had gelurkt
wij hadden gelurkt
jullie hadden gelurkt
zij hadden gelurkt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal lurken
jij zult lurken
hij zal lurken
wij zullen lurken
jullie zullen lurken
zij zullen lurken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gelurkt hebben
jij zult gelurkt hebben
hij zal gelurkt hebben
wij zullen gelurkt hebben
jullie zullen gelurkt hebben
zij zullen gelurkt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou lurken
jij zou lurken
hij zou lurken
wij zouden lurken
jullie zouden lurken
zij zouden lurken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gelurkt hebben
jij zou gelurkt hebben
hij zou gelurkt hebben
wij zouden gelurkt hebben
jullie zouden gelurkt hebben
zij zouden gelurkt hebben

Gebiedende wijs
lurk

Aanvoegende wijs
lurke

Voorbeelden

  1. Dan sla ik de Sherry over en lurk ik aan zuiverende ricinusolie.
    I 'll be skipping the sherry and swigging castor oil.
  2. Zo sterk dat hij wel aan tien sigaretten tegelijk kon lurken...
    So strong were they he could smoke 10 cigarettes at a time.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden