Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: lummelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gelummeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lummel
jij lummelt
hij lummelt
wij lummelen
jullie lummelen
zij lummelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gelummeld
jij hebt gelummeld
hij heeft gelummeld
wij hebben gelummeld
jullie hebben gelummeld
zij hebben gelummeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik lummelde
jij lummelde
hij lummelde
wij lummelden
jullie lummelden
zij lummelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gelummeld
jij had gelummeld
hij had gelummeld
wij hadden gelummeld
jullie hadden gelummeld
zij hadden gelummeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal lummelen
jij zult lummelen
hij zal lummelen
wij zullen lummelen
jullie zullen lummelen
zij zullen lummelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gelummeld hebben
jij zult gelummeld hebben
hij zal gelummeld hebben
wij zullen gelummeld hebben
jullie zullen gelummeld hebben
zij zullen gelummeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou lummelen
jij zou lummelen
hij zou lummelen
wij zouden lummelen
jullie zouden lummelen
zij zouden lummelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gelummeld hebben
jij zou gelummeld hebben
hij zou gelummeld hebben
wij zouden gelummeld hebben
jullie zouden gelummeld hebben
zij zouden gelummeld hebben

Gebiedende wijs
lummel

Aanvoegende wijs
lummele

Voorbeelden

  1. Die lange lummel?
    That tall drink of water?
  2. De minister van werkgelegenheid, lummel.
    The Minister of Employment, lout.
  3. Ik hou van jou, lummel.
    I love you, lout.
  4. Je sjokt als een lummel.
    You 're... lumbering.
  5. Zijn vader was ook een lummel.
    His father was an oaf as well.
  6. Ik hou wel van die grote lummel.
    I 'm kinda fond of the big lug.
  7. En dat zul je altijd blijven, een lummel!
    And that 's all you 'll ever be, a bum!
  8. zei je eigen lummel or hun eigen bombaderen?
    Did you say bum their own or bomb their own?
  9. Het gaat niet, ik ben nog een lummel.
    l can 't meet Nilva now. I 'm lumbering.
  10. Wie denk je wel dat je bent, lummel?
    Who do you think you are, brat?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden