Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: lospeuteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
losgepeuterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik peuter los
jij peutert los
hij peutert los
wij peuteren los
jullie peuteren los
zij peuteren los

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik lospeuter
dat jij lospeutert
dat hij lospeutert
dat wij lospeuteren
dat jullie lospeuteren
dat zij lospeuteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb losgepeuterd
jij hebt losgepeuterd
hij heeft losgepeuterd
wij hebben losgepeuterd
jullie hebben losgepeuterd
zij hebben losgepeuterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik peuterde los
jij peuterde los
hij peuterde los
wij peuterden los
jullie peuterden los
zij peuterden los

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik lospeuterde
dat jij lospeuterde
dat hij lospeuterde
dat wij lospeuterden
dat jullie lospeuterden
dat zij lospeuterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had losgepeuterd
jij had losgepeuterd
hij had losgepeuterd
wij hadden losgepeuterd
jullie hadden losgepeuterd
zij hadden losgepeuterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal lospeuteren
jij zult lospeuteren
hij zal lospeuteren
wij zullen lospeuteren
jullie zullen lospeuteren
zij zullen lospeuteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal losgepeuterd hebben
jij zult losgepeuterd hebben
hij zal losgepeuterd hebben
wij zullen losgepeuterd hebben
jullie zullen losgepeuterd hebben
zij zullen losgepeuterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou lospeuteren
jij zou lospeuteren
hij zou lospeuteren
wij zouden lospeuteren
jullie zouden lospeuteren
zij zouden lospeuteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou losgepeuterd hebben
jij zou losgepeuterd hebben
hij zou losgepeuterd hebben
wij zouden losgepeuterd hebben
jullie zouden losgepeuterd hebben
zij zouden losgepeuterd hebben

Gebiedende wijs
peuter los

Aanvoegende wijs
lospeutere

Voorbeelden

  1. Eens zien of ik geld kan lospeuteren van Devlin.
    I 'll see if I can wrangle some cash from Devlin.
  2. Hij moet de commissie van toezicht inlichten en geld lospeuteren.
    He has to talk the Oversight Committee out of another 75 million dollars.
  3. Ik denk dat ik nog wat lollies van hem kan lospeuteren.
    I think I can get some lollipops out of him.
  4. Sire, u bent' n meester in het geld lospeuteren van de armen.
    Sire, you have an absolute skill for encouraging contributions from the poor.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden