Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: loskoppelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
losgekoppeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik koppel los
jij koppelt los
hij koppelt los
wij koppelen los
jullie koppelen los
zij koppelen los

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik loskoppel
dat jij loskoppelt
dat hij loskoppelt
dat wij loskoppelen
dat jullie loskoppelen
dat zij loskoppelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb losgekoppeld
jij hebt losgekoppeld
hij heeft losgekoppeld
wij hebben losgekoppeld
jullie hebben losgekoppeld
zij hebben losgekoppeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik koppelde los
jij koppelde los
hij koppelde los
wij koppelden los
jullie koppelden los
zij koppelden los

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik loskoppelde
dat jij loskoppelde
dat hij loskoppelde
dat wij loskoppelden
dat jullie loskoppelden
dat zij loskoppelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had losgekoppeld
jij had losgekoppeld
hij had losgekoppeld
wij hadden losgekoppeld
jullie hadden losgekoppeld
zij hadden losgekoppeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal loskoppelen
jij zult loskoppelen
hij zal loskoppelen
wij zullen loskoppelen
jullie zullen loskoppelen
zij zullen loskoppelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal losgekoppeld hebben
jij zult losgekoppeld hebben
hij zal losgekoppeld hebben
wij zullen losgekoppeld hebben
jullie zullen losgekoppeld hebben
zij zullen losgekoppeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou loskoppelen
jij zou loskoppelen
hij zou loskoppelen
wij zouden loskoppelen
jullie zouden loskoppelen
zij zouden loskoppelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou losgekoppeld hebben
jij zou losgekoppeld hebben
hij zou losgekoppeld hebben
wij zouden losgekoppeld hebben
jullie zouden losgekoppeld hebben
zij zouden losgekoppeld hebben

Gebiedende wijs
koppel los

Aanvoegende wijs
loskoppele

Voorbeelden

  1. Slang loskoppelen!
    Disconnect the hose!
  2. Dr. Stone, loskoppelen.
    Dr. Stone, detach!
  3. Je moet haar loskoppelen.
    You gotta disconnect her.
  4. Wil je me loskoppelen?
    Would you mind unplugging me?
  5. We moeten handmatig loskoppelen.
    We 'll have to manually disengage.
  6. Misschien kunnen we alles loskoppelen.
    Maybe we can just unplug everything.
  7. Ik ga loskoppelen van Tiangong.
    I 'm about to undock from Tiangong.
  8. Oké, loskoppelen en naar huis.
    Okay, we detach this and we go home.
  9. We gaan de beplating loskoppelen.
    We 're going to detach the plating.
  10. Uiteindelijk konden ze me loskoppelen.
    And finally I was weaned from it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden