NL: lokaliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gelokaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lokaliseer jij lokaliseert hij lokaliseert wij lokaliseren jullie lokaliseren zij lokaliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelokaliseerd jij hebt gelokaliseerd hij heeft gelokaliseerd wij hebben gelokaliseerd jullie hebben gelokaliseerd zij hebben gelokaliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lokaliseerde jij lokaliseerde hij lokaliseerde wij lokaliseerden jullie lokaliseerden zij lokaliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelokaliseerd jij had gelokaliseerd hij had gelokaliseerd wij hadden gelokaliseerd jullie hadden gelokaliseerd zij hadden gelokaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal lokaliseren jij zult lokaliseren hij zal lokaliseren wij zullen lokaliseren jullie zullen lokaliseren zij zullen lokaliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelokaliseerd hebben jij zult gelokaliseerd hebben hij zal gelokaliseerd hebben wij zullen gelokaliseerd hebben jullie zullen gelokaliseerd hebben zij zullen gelokaliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou lokaliseren jij zou lokaliseren hij zou lokaliseren wij zouden lokaliseren jullie zouden lokaliseren zij zouden lokaliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelokaliseerd hebben jij zou gelokaliseerd hebben hij zou gelokaliseerd hebben wij zouden gelokaliseerd hebben jullie zouden gelokaliseerd hebben zij zouden gelokaliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
lokaliseer
|
Aanvoegende wijs |
lokalisere |