NL: loggen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelogd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik log jij logt hij logt wij loggen jullie loggen zij loggen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelogd jij hebt gelogd hij heeft gelogd wij hebben gelogd jullie hebben gelogd zij hebben gelogd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik logde jij logde hij logde wij logden jullie logden zij logden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelogd jij had gelogd hij had gelogd wij hadden gelogd jullie hadden gelogd zij hadden gelogd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal loggen jij zult loggen hij zal loggen wij zullen loggen jullie zullen loggen zij zullen loggen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelogd hebben jij zult gelogd hebben hij zal gelogd hebben wij zullen gelogd hebben jullie zullen gelogd hebben zij zullen gelogd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou loggen jij zou loggen hij zou loggen wij zouden loggen jullie zouden loggen zij zouden loggen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelogd hebben jij zou gelogd hebben hij zou gelogd hebben wij zouden gelogd hebben jullie zouden gelogd hebben zij zouden gelogd hebben
|
| Gebiedende wijs |
log
|
| Aanvoegende wijs |
| logge |