NL: logenstraffen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelogenstraft
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik logenstraf jij logenstraft hij logenstraft wij logenstraffen jullie logenstraffen zij logenstraffen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelogenstraft jij hebt gelogenstraft hij heeft gelogenstraft wij hebben gelogenstraft jullie hebben gelogenstraft zij hebben gelogenstraft
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik logenstrafte jij logenstrafte hij logenstrafte wij logenstraften jullie logenstraften zij logenstraften
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelogenstraft jij had gelogenstraft hij had gelogenstraft wij hadden gelogenstraft jullie hadden gelogenstraft zij hadden gelogenstraft
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal logenstraffen jij zult logenstraffen hij zal logenstraffen wij zullen logenstraffen jullie zullen logenstraffen zij zullen logenstraffen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelogenstraft hebben jij zult gelogenstraft hebben hij zal gelogenstraft hebben wij zullen gelogenstraft hebben jullie zullen gelogenstraft hebben zij zullen gelogenstraft hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou logenstraffen jij zou logenstraffen hij zou logenstraffen wij zouden logenstraffen jullie zouden logenstraffen zij zouden logenstraffen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelogenstraft hebben jij zou gelogenstraft hebben hij zou gelogenstraft hebben wij zouden gelogenstraft hebben jullie zouden gelogenstraft hebben zij zouden gelogenstraft hebben
|
| Gebiedende wijs |
logenstraf
|
| Aanvoegende wijs |
| logenstraffe |