Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: locken
DE: locken    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gelockt
lockend

Indikativ Präsens
ich locke
du lockst
er lockt
wir locken
ihr lockt
sie; Sie locken

Indikativ Perfekt
ich habe gelockt
du hast gelockt
er hat gelockt
wir haben gelockt
ihr habt gelockt
sie; Sie haben gelockt

Indikativ Präteritum
ich lockte
du locktest
er lockte
wir lockten
ihr locktet
sie; Sie lockten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gelockt
du hattest gelockt
er hatte gelockt
wir hatten gelockt
ihr hattet gelockt
sie; Sie hatten gelockt

Indikativ Futur I
ich werde locken
du wirst locken
er wird locken
wir werden locken
ihr werdet locken
sie; Sie werden locken

Indikativ Futur II
ich werde gelockt haben
du wirst gelockt haben
er wird gelockt haben
wir werden gelockt haben
ihr werdet gelockt haben
sie; Sie werden gelockt haben

Konjunktiv I Präsens
ich locke
du lockest
er locke
wir locken
ihr locket
sie; Sie locken

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gelockt
du habest gelockt
er habe gelockt
wir haben gelockt
ihr habet gelockt
sie; Sie haben gelockt

Konjunktiv II Präsens
ich lockte
du locktest
er lockte
wir lockten
ihr locktet
sie; Sie lockten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gelockt
du hättest gelockt
er hätte gelockt
wir hätten gelockt
ihr hättet gelockt
sie; Sie hätten gelockt

Konjunktiv II Futur I
ich würde locken
du würdest locken
er würde locken
wir würden locken
ihr würdet locken
sie; Sie würden locken

Konjunktiv II Futur II
ich würde gelockt haben
du würdest gelockt haben
er würde gelockt haben
wir würden gelockt haben
ihr würdet gelockt haben
sie; Sie würden gelockt haben

der Imperativ
du locke


Voorbeelden

  1. Hey, Pop' n Lock.
    Hé, Pop' n Lock.
  2. Schicke Moves, Pop' n Lock.
    Goeie moves, Pop' n Lock.
  3. Lock ein paar Kunden an.
    Lok wat klanten binnen.
  4. Pop' n Lock probiert es!
    Pop' n Lock gaat ervoor.
  5. Lock sie in den Keller.
    Breng ze naar de kelder.
  6. Lock den Wolf mit den Hühnern.
    Lok de kippen naar de wolf.
  7. Was ist zwischen denen? Morpheus und Lock?
    Wat speelt er tussen hen?
  8. Lock ihn mit Futter oder so weg.
    Leid hem af met eten.
  9. Parliament Hill, Camden Lock und Dagmar Court.
    Parliament Hill, Camden Lock en Dagmar Court.
  10. Sie erleben das shon - ha' lock... die Überflutung.
    Je lijdt aan Shon-ha' lock: Overweldiging.


NL: locken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gelockt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lock
jij lockt
hij lockt
wij locken
jullie locken
zij locken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gelockt
jij hebt gelockt
hij heeft gelockt
wij hebben gelockt
jullie hebben gelockt
zij hebben gelockt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik lockte
jij lockte
hij lockte
wij lockten
jullie lockten
zij lockten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gelockt
jij had gelockt
hij had gelockt
wij hadden gelockt
jullie hadden gelockt
zij hadden gelockt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal locken
jij zult locken
hij zal locken
wij zullen locken
jullie zullen locken
zij zullen locken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gelockt hebben
jij zult gelockt hebben
hij zal gelockt hebben
wij zullen gelockt hebben
jullie zullen gelockt hebben
zij zullen gelockt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou locken
jij zou locken
hij zou locken
wij zouden locken
jullie zouden locken
zij zouden locken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gelockt hebben
jij zou gelockt hebben
hij zou gelockt hebben
wij zouden gelockt hebben
jullie zouden gelockt hebben
zij zouden gelockt hebben

Gebiedende wijs
lock

Aanvoegende wijs
locke

Voorbeelden

  1. Dit is mijn eerste lock-up, totale lock-up.
    That 's my first lock-up, total lock-up.
  2. Hij heeft een lock.
    He 's got a lock.
  3. Manglehorn Lock en Key.
    Manglehorn Lock and Key.
  4. Hé, Pop' n Lock.
    Hey, Pop' n Lock.
  5. Je runt de U-lock.
    Running the U-Lock.
  6. Ik kan geen lock krijgen.
    I can 't get a shot.
  7. Start lock-down procedures onmiddellijk.
    Initiate lockdown procedures immediately.
  8. Uw lock-up is wat?
    Your lockup is standard 180.
  9. Het gaat over V-Lock.
    It 's about V-Lock.
  10. Hij runt de U-lock.
    He runs the U-Lock.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden