NL: livestreamen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gelivestreamd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik livestream jij livestreamt hij livestreamt wij livestreamen jullie livestreamen zij livestreamen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelivestreamd jij hebt gelivestreamd hij heeft gelivestreamd wij hebben gelivestreamd jullie hebben gelivestreamd zij hebben gelivestreamd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik livestreamde jij livestreamde hij livestreamde wij livestreamden jullie livestreamden zij livestreamden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelivestreamd jij had gelivestreamd hij had gelivestreamd wij hadden gelivestreamd jullie hadden gelivestreamd zij hadden gelivestreamd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal livestreamen jij zult livestreamen hij zal livestreamen wij zullen livestreamen jullie zullen livestreamen zij zullen livestreamen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelivestreamd hebben jij zult gelivestreamd hebben hij zal gelivestreamd hebben wij zullen gelivestreamd hebben jullie zullen gelivestreamd hebben zij zullen gelivestreamd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou livestreamen jij zou livestreamen hij zou livestreamen wij zouden livestreamen jullie zouden livestreamen zij zouden livestreamen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelivestreamd hebben jij zou gelivestreamd hebben hij zou gelivestreamd hebben wij zouden gelivestreamd hebben jullie zouden gelivestreamd hebben zij zouden gelivestreamd hebben
|
Gebiedende wijs |
livestream
|
Aanvoegende wijs |
livestreame |