Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: liquideren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geliquideerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik liquideer
jij liquideert
hij liquideert
wij liquideren
jullie liquideren
zij liquideren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geliquideerd
jij hebt geliquideerd
hij heeft geliquideerd
wij hebben geliquideerd
jullie hebben geliquideerd
zij hebben geliquideerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik liquideerde
jij liquideerde
hij liquideerde
wij liquideerden
jullie liquideerden
zij liquideerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geliquideerd
jij had geliquideerd
hij had geliquideerd
wij hadden geliquideerd
jullie hadden geliquideerd
zij hadden geliquideerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal liquideren
jij zult liquideren
hij zal liquideren
wij zullen liquideren
jullie zullen liquideren
zij zullen liquideren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geliquideerd hebben
jij zult geliquideerd hebben
hij zal geliquideerd hebben
wij zullen geliquideerd hebben
jullie zullen geliquideerd hebben
zij zullen geliquideerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou liquideren
jij zou liquideren
hij zou liquideren
wij zouden liquideren
jullie zouden liquideren
zij zouden liquideren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geliquideerd hebben
jij zou geliquideerd hebben
hij zou geliquideerd hebben
wij zouden geliquideerd hebben
jullie zouden geliquideerd hebben
zij zouden geliquideerd hebben

Gebiedende wijs
liquideer

Aanvoegende wijs
liquidere

Voorbeelden

  1. Liquideer 2 % van het fonds onmiddellijk.
    Liquidate 2 % of the fund immediately.
  2. Als mij wat gebeurt, liquideer ik iedereen!
    If something happends to me, I 'll eliminate all of you!
  3. Ik liquideer m' n aandelen in Victrola.
    I 'm liquidating my shares in Victrola.
  4. Ik liquideer mijn zaken, verkoop de eigendommen, regel mijn scheiding.
    I 'm going to wind up my businesses, sell the properties, finalise my divorce.
  5. Maar blijf liquideren.
    But keep on liquidating.
  6. We moeten hem liquideren.
    We must get rid of him.
  7. ... ik hem telegrafeerde Maverick te liquideren.
    ... I telegraphed him to keep Maverick out of the game.
  8. Dan kunnen we ons klein Angie probleem liquideren.
    Then we can liquidate our little Angie problem.
  9. Dit is een oproep om de verkrachters te liquideren.
    This basically calls for the execution of the two men who raped Gab.
  10. Hij wil de collectie liquideren en hij wilt een taxatie.
    He wants to liquidate the collection and needs an appraisal.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden