NL: linken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelinkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik link jij linkt hij linkt wij linken jullie linken zij linken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelinkt jij hebt gelinkt hij heeft gelinkt wij hebben gelinkt jullie hebben gelinkt zij hebben gelinkt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik linkte jij linkte hij linkte wij linkten jullie linkten zij linkten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelinkt jij had gelinkt hij had gelinkt wij hadden gelinkt jullie hadden gelinkt zij hadden gelinkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal linken jij zult linken hij zal linken wij zullen linken jullie zullen linken zij zullen linken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelinkt hebben jij zult gelinkt hebben hij zal gelinkt hebben wij zullen gelinkt hebben jullie zullen gelinkt hebben zij zullen gelinkt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou linken jij zou linken hij zou linken wij zouden linken jullie zouden linken zij zouden linken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelinkt hebben jij zou gelinkt hebben hij zou gelinkt hebben wij zouden gelinkt hebben jullie zouden gelinkt hebben zij zouden gelinkt hebben
|
| Gebiedende wijs |
link
|
| Aanvoegende wijs |
| linke |