NL: lijden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geleden
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lijd jij lijdt hij lijdt wij lijden jullie lijden zij lijden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geleden jij hebt geleden hij heeft geleden wij hebben geleden jullie hebben geleden zij hebben geleden
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik leed jij leed hij leed wij leden jullie leden zij leden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geleden jij had geleden hij had geleden wij hadden geleden jullie hadden geleden zij hadden geleden
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal lijden jij zult lijden hij zal lijden wij zullen lijden jullie zullen lijden zij zullen lijden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geleden hebben jij zult geleden hebben hij zal geleden hebben wij zullen geleden hebben jullie zullen geleden hebben zij zullen geleden hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou lijden jij zou lijden hij zou lijden wij zouden lijden jullie zouden lijden zij zouden lijden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geleden hebben jij zou geleden hebben hij zou geleden hebben wij zouden geleden hebben jullie zouden geleden hebben zij zouden geleden hebben
|
| Gebiedende wijs |
lijd
|
| Aanvoegende wijs |
| lijde |