NL: liegen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelogen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lieg jij liegt hij liegt wij liegen jullie liegen zij liegen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelogen jij hebt gelogen hij heeft gelogen wij hebben gelogen jullie hebben gelogen zij hebben gelogen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik loog jij loog hij loog wij logen jullie logen zij logen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelogen jij had gelogen hij had gelogen wij hadden gelogen jullie hadden gelogen zij hadden gelogen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal liegen jij zult liegen hij zal liegen wij zullen liegen jullie zullen liegen zij zullen liegen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelogen hebben jij zult gelogen hebben hij zal gelogen hebben wij zullen gelogen hebben jullie zullen gelogen hebben zij zullen gelogen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou liegen jij zou liegen hij zou liegen wij zouden liegen jullie zouden liegen zij zouden liegen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelogen hebben jij zou gelogen hebben hij zou gelogen hebben wij zouden gelogen hebben jullie zouden gelogen hebben zij zouden gelogen hebben
|
| Gebiedende wijs |
lieg
|
| Aanvoegende wijs |
| liege |