NL: letten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gelet
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik let jij let hij let wij letten jullie letten zij letten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelet jij hebt gelet hij heeft gelet wij hebben gelet jullie hebben gelet zij hebben gelet
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lette jij lette hij lette wij letten jullie letten zij letten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelet jij had gelet hij had gelet wij hadden gelet jullie hadden gelet zij hadden gelet
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal letten jij zult letten hij zal letten wij zullen letten jullie zullen letten zij zullen letten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelet hebben jij zult gelet hebben hij zal gelet hebben wij zullen gelet hebben jullie zullen gelet hebben zij zullen gelet hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou letten jij zou letten hij zou letten wij zouden letten jullie zouden letten zij zouden letten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelet hebben jij zou gelet hebben hij zou gelet hebben wij zouden gelet hebben jullie zouden gelet hebben zij zouden gelet hebben
|
Gebiedende wijs |
let
|
Aanvoegende wijs |
lette |