Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: lesgeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
lesgegeven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik geef les
jij geeft les
hij geeft les
wij geven les
jullie geven les
zij geven les

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik lesgeef
dat jij lesgeeft
dat hij lesgeeft
dat wij lesgeven
dat jullie lesgeven
dat zij lesgeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb lesgegeven
jij hebt lesgegeven
hij heeft lesgegeven
wij hebben lesgegeven
jullie hebben lesgegeven
zij hebben lesgegeven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gaf les
jij gaf les
hij gaf les
wij gaven les
jullie gaven les
zij gaven les

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik lesgaf
dat jij lesgaf
dat hij lesgaf
dat wij lesgaven
dat jullie lesgaven
dat zij lesgaven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had lesgegeven
jij had lesgegeven
hij had lesgegeven
wij hadden lesgegeven
jullie hadden lesgegeven
zij hadden lesgegeven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal lesgeven
jij zult lesgeven
hij zal lesgeven
wij zullen lesgeven
jullie zullen lesgeven
zij zullen lesgeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal lesgegeven hebben
jij zult lesgegeven hebben
hij zal lesgegeven hebben
wij zullen lesgegeven hebben
jullie zullen lesgegeven hebben
zij zullen lesgegeven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou lesgeven
jij zou lesgeven
hij zou lesgeven
wij zouden lesgeven
jullie zouden lesgeven
zij zouden lesgeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou lesgegeven hebben
jij zou lesgegeven hebben
hij zou lesgegeven hebben
wij zouden lesgegeven hebben
jullie zouden lesgegeven hebben
zij zouden lesgegeven hebben

Gebiedende wijs
geef les

Aanvoegende wijs
lesgeve

Voorbeelden

  1. Brad, ik geef les.
    Brad, I 'm teaching.
  2. Ik geef les op school.
    I teach high school.
  3. lk geef les, jij leert,
    I teach, you learn.
  4. Ik geef les aan eerstejaars.
    I teach first grade.
  5. Ik geef les aan kinderen.
    I give lessons to little kids.
  6. Ik geef les in architectuur.
    I teach architecture.
  7. Ik geef les aan groep drie.
    I teach third grade.
  8. Ik geef les kunst, Hepworth bibliotheek.
    I teach art, Hepworth library.
  9. Ik geef les op een gemeenschapschool.
    I teach at a community college.
  10. Heb je opgemerkt — ik ik geef les,
    Have you noticed... i-i teach class,

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden