NL: lekkerbekken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gelekkerbekt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lekkerbek jij lekkerbekt hij lekkerbekt wij lekkerbekken jullie lekkerbekken zij lekkerbekken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelekkerbekt jij hebt gelekkerbekt hij heeft gelekkerbekt wij hebben gelekkerbekt jullie hebben gelekkerbekt zij hebben gelekkerbekt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lekkerbekte jij lekkerbekte hij lekkerbekte wij lekkerbekten jullie lekkerbekten zij lekkerbekten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelekkerbekt jij had gelekkerbekt hij had gelekkerbekt wij hadden gelekkerbekt jullie hadden gelekkerbekt zij hadden gelekkerbekt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal lekkerbekken jij zult lekkerbekken hij zal lekkerbekken wij zullen lekkerbekken jullie zullen lekkerbekken zij zullen lekkerbekken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelekkerbekt hebben jij zult gelekkerbekt hebben hij zal gelekkerbekt hebben wij zullen gelekkerbekt hebben jullie zullen gelekkerbekt hebben zij zullen gelekkerbekt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou lekkerbekken jij zou lekkerbekken hij zou lekkerbekken wij zouden lekkerbekken jullie zouden lekkerbekken zij zouden lekkerbekken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelekkerbekt hebben jij zou gelekkerbekt hebben hij zou gelekkerbekt hebben wij zouden gelekkerbekt hebben jullie zouden gelekkerbekt hebben zij zouden gelekkerbekt hebben
|
Gebiedende wijs |
lekkerbek
|
Aanvoegende wijs |
lekkerbekke |