Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: legeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gelegeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik legeer
jij legeert
hij legeert
wij legeren
jullie legeren
zij legeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gelegeerd
jij hebt gelegeerd
hij heeft gelegeerd
wij hebben gelegeerd
jullie hebben gelegeerd
zij hebben gelegeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik legeerde
jij legeerde
hij legeerde
wij legeerden
jullie legeerden
zij legeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gelegeerd
jij had gelegeerd
hij had gelegeerd
wij hadden gelegeerd
jullie hadden gelegeerd
zij hadden gelegeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal legeren
jij zult legeren
hij zal legeren
wij zullen legeren
jullie zullen legeren
zij zullen legeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gelegeerd hebben
jij zult gelegeerd hebben
hij zal gelegeerd hebben
wij zullen gelegeerd hebben
jullie zullen gelegeerd hebben
zij zullen gelegeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou legeren
jij zou legeren
hij zou legeren
wij zouden legeren
jullie zouden legeren
zij zouden legeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gelegeerd hebben
jij zou gelegeerd hebben
hij zou gelegeerd hebben
wij zouden gelegeerd hebben
jullie zouden gelegeerd hebben
zij zouden gelegeerd hebben

Gebiedende wijs
legeer

Aanvoegende wijs
legere

Voorbeelden

  1. Ze hebben hun boten afgemeerd, legeren niet ver van hier.
    They 've moored their boats, set up camp not far from here.
  2. We hebben geen andere optie dan te legeren en bij het eerste licht over te steken.
    We have no option other than to camp and cross at first light.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden