Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: legen
NL: legen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geleegd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leeg
jij leegt
hij leegt
wij legen
jullie legen
zij legen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geleegd
jij hebt geleegd
hij heeft geleegd
wij hebben geleegd
jullie hebben geleegd
zij hebben geleegd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leegde
jij leegde
hij leegde
wij leegden
jullie leegden
zij leegden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geleegd
jij had geleegd
hij had geleegd
wij hadden geleegd
jullie hadden geleegd
zij hadden geleegd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal legen
jij zult legen
hij zal legen
wij zullen legen
jullie zullen legen
zij zullen legen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geleegd hebben
jij zult geleegd hebben
hij zal geleegd hebben
wij zullen geleegd hebben
jullie zullen geleegd hebben
zij zullen geleegd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou legen
jij zou legen
hij zou legen
wij zouden legen
jullie zouden legen
zij zouden legen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geleegd hebben
jij zou geleegd hebben
hij zou geleegd hebben
wij zouden geleegd hebben
jullie zouden geleegd hebben
zij zouden geleegd hebben

Gebiedende wijs
leeg

Aanvoegende wijs
lege

Voorbeelden

  1. Leeg, leeg, leeg!
    Down, down, down!
  2. Leeg betekent leeg.
    Empty means empty.
  3. Slaapkamer leeg, kast leeg.
    Bedroom stripped, closet cleaned out.
  4. Leeg leven, leeg huwelijk.
    Empty life, empty marriage.
  5. De slaapkamer is leeg. Het is hier leeg.
    Bedroom 's clear.This place is empty.
  6. Mijn buik leeg...
    My belly empty...
  7. Alles leeg boven.
    All clear upstairs.
  8. drink leeg, mannen
    Drink up, me hearties Yo ho
  9. lekte, leeg, lekte...
    sprung, sprang, sprung...
  10. School niet leeg.
    School 's not empty.


DE: legen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gelegt
legend

Indikativ Präsens
ich lege
du legst
er legt
wir legen
ihr legt
sie; Sie legen

Indikativ Perfekt
ich habe gelegt
du hast gelegt
er hat gelegt
wir haben gelegt
ihr habt gelegt
sie; Sie haben gelegt

Indikativ Präteritum
ich legte
du legtest
er legte
wir legten
ihr legtet
sie; Sie legten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gelegt
du hattest gelegt
er hatte gelegt
wir hatten gelegt
ihr hattet gelegt
sie; Sie hatten gelegt

Indikativ Futur I
ich werde legen
du wirst legen
er wird legen
wir werden legen
ihr werdet legen
sie; Sie werden legen

Indikativ Futur II
ich werde gelegt haben
du wirst gelegt haben
er wird gelegt haben
wir werden gelegt haben
ihr werdet gelegt haben
sie; Sie werden gelegt haben

Konjunktiv I Präsens
ich lege
du legest
er lege
wir legen
ihr leget
sie; Sie legen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gelegt ; sei gelegt
du habest gelegt
er habe gelegt
wir haben gelegt
ihr habet gelegt
sie; Sie haben gelegt

Konjunktiv II Präsens
ich legte
du legtest
er legte
wir legten
ihr legtet
sie; Sie legten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gelegt
du hättest gelegt
er hätte gelegt
wir hätten gelegt
ihr hättet gelegt
sie; Sie hätten gelegt

Konjunktiv II Futur I
ich würde legen
du würdest legen
er würde legen
wir würden legen
ihr würdet legen
sie; Sie würden legen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gelegt haben
du würdest gelegt haben
er würde gelegt haben
wir würden gelegt haben
ihr würdet gelegt haben
sie; Sie würden gelegt haben

der Imperativ
du lege


Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden