NL: laseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gelaserd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik laser jij lasert hij lasert wij laseren jullie laseren zij laseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelaserd jij hebt gelaserd hij heeft gelaserd wij hebben gelaserd jullie hebben gelaserd zij hebben gelaserd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik laserde jij laserde hij laserde wij laseren jullie laseren zij laseren
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelaserd jij had gelaserd hij had gelaserd wij hadden gelaserd jullie hadden gelaserd zij hadden gelaserd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal laseren jij zult laseren hij zal laseren wij zullen laseren jullie zullen laseren zij zullen laseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelaserd hebben jij zult gelaserd hebben hij zal gelaserd hebben wij zullen gelaserd hebben jullie zullen gelaserd hebben zij zullen gelaserd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou laseren jij zou laseren hij zou laseren wij zouden laseren jullie zouden laseren zij zouden laseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelaserd hebben jij zou gelaserd hebben hij zou gelaserd hebben wij zouden gelaserd hebben jullie zouden gelaserd hebben zij zouden gelaserd hebben
|
Gebiedende wijs |
laser
|
Aanvoegende wijs |
lasere |