NL: lapzalven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelapzalfd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lapzalf jij lapzalft hij lapzalft wij lapzalven jullie lapzalven zij lapzalven
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelapzalfd jij hebt gelapzalfd hij heeft gelapzalfd wij hebben gelapzalfd jullie hebben gelapzalfd zij hebben gelapzalfd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lapzalfde jij lapzalfde hij lapzalfde wij lapzalfden jullie lapzalfden zij lapzalfden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelapzalfd jij had gelapzalfd hij had gelapzalfd wij hadden gelapzalfd jullie hadden gelapzalfd zij hadden gelapzalfd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal lapzalven jij zult lapzalven hij zal lapzalven wij zullen lapzalven jullie zullen lapzalven zij zullen lapzalven
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelapzalfd hebben jij zult gelapzalfd hebben hij zal gelapzalfd hebben wij zullen gelapzalfd hebben jullie zullen gelapzalfd hebben zij zullen gelapzalfd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou lapzalven jij zou lapzalven hij zou lapzalven wij zouden lapzalven jullie zouden lapzalven zij zouden lapzalven
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelapzalfd hebben jij zou gelapzalfd hebben hij zou gelapzalfd hebben wij zouden gelapzalfd hebben jullie zouden gelapzalfd hebben zij zouden gelapzalfd hebben
|
| Gebiedende wijs |
lapzalf
|
| Aanvoegende wijs |
| lapzalve |