NL: lanterfanten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelanterfant
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lanterfant jij lanterfant hij lanterfant wij lanterfanten jullie lanterfanten zij lanterfanten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelanterfant jij hebt gelanterfant hij heeft gelanterfant wij hebben gelanterfant jullie hebben gelanterfant zij hebben gelanterfant
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lanterfantte jij lanterfantte hij lanterfantte wij lanterfantten jullie lanterfantten zij lanterfantten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelanterfant jij had gelanterfant hij had gelanterfant wij hadden gelanterfant jullie hadden gelanterfant zij hadden gelanterfant
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal lanterfanten jij zult lanterfanten hij zal lanterfanten wij zullen lanterfanten jullie zullen lanterfanten zij zullen lanterfanten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelanterfant hebben jij zult gelanterfant hebben hij zal gelanterfant hebben wij zullen gelanterfant hebben jullie zullen gelanterfant hebben zij zullen gelanterfant hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou lanterfanten jij zou lanterfanten hij zou lanterfanten wij zouden lanterfanten jullie zouden lanterfanten zij zouden lanterfanten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelanterfant hebben jij zou gelanterfant hebben hij zou gelanterfant hebben wij zouden gelanterfant hebben jullie zouden gelanterfant hebben zij zouden gelanterfant hebben
|
| Gebiedende wijs |
lanterfant
|
| Aanvoegende wijs |
| lanterfante |