Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: landen
NL: landen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geland

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik land
jij landt
hij landt
wij landen
jullie landen
zij landen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben geland
jij bent geland
hij is geland
wij zijn geland
jullie zijn geland
zij zijn geland

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik landde
jij landde
hij landde
wij landden
jullie landden
zij landden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was geland
jij was geland
hij was geland
wij waren geland
jullie waren geland
zij waren geland

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal landen
jij zult landen
hij zal landen
wij zullen landen
jullie zullen landen
zij zullen landen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geland zijn
jij zult geland zijn
hij zal geland zijn
wij zullen geland zijn
jullie zullen geland zijn
zij zullen geland zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou landen
jij zou landen
hij zou landen
wij zouden landen
jullie zouden landen
zij zouden landen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geland zijn
jij zou geland zijn
hij zou geland zijn
wij zouden geland zijn
jullie zouden geland zijn
zij zouden geland zijn

Gebiedende wijs
land

Aanvoegende wijs
lande

Voorbeelden

  1. Dood, land na land.
    Death, country after country.
  2. Veel land land, ja.
    Big land base, yeah.
  3. Dit land is ons land.
    This land is our land!
  4. Dit land is jouw land.
    This land is your land
  5. Dit land is mijn land.
    This land is my land
  6. Trevaunance-land.
    Trevaunance land.
  7. Alsjeblieft, land.
    Please, just land.
  8. Sociale rechten verschillen van land tot land
    Benefits differ between countries
  9. Ons land is' s werelds beste land!
    Ours is the greatest country in the world!
  10. Dat zag ik, maar geen zorgen. We landen niet op land.
    Yeah, I noticed you limping, but don 't worry cos we 're not gonna land on land.


DE: landen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gelandet
landend

Indikativ Präsens
ich lande
du landest
er landet
wir landen
ihr landet
sie; Sie landen

Indikativ Perfekt
ich bin gelandet
du bist gelandet
er ist gelandet
wir sind gelandet
ihr seid gelandet
sie; Sie sind gelandet

Indikativ Präteritum
ich landete
du landetest
er landete
wir landeten
ihr landetet
sie; Sie landeten

Indikativ Plusquamperfekt
ich war gelandet
du warst gelandet
er war gelandet
wir waren gelandet
ihr wart gelandet
sie; Sie waren gelandet

Indikativ Futur I
ich werde landen
du wirst landen
er wird landen
wir werden landen
ihr werdet landen
sie; Sie werden landen

Indikativ Futur II
ich werde gelandet sein
du wirst gelandet sein
er wird gelandet sein
wir werden gelandet sein
ihr werdet gelandet sein
sie; Sie werden gelandet sein

Konjunktiv I Präsens
ich lande
du landest
er lande
wir landen
ihr landet
sie; Sie landen

Konjunktiv I Perfekt
ich sei gelandet
du seiest gelandet
er sei gelandet
wir seien gelandet
ihr seiet gelandet
sie; Sie seien gelandet

Konjunktiv II Präsens
ich landete
du landetest
er landete
wir landeten
ihr landetet
sie; Sie landeten

Konjunktiv II Perfekt
ich wäre gelandet
du wärest gelandet
er wäre gelandet
wir wären gelandet
ihr wäret gelandet
sie; Sie wären gelandet

Konjunktiv II Futur I
ich würde landen
du würdest landen
er würde landen
wir würden landen
ihr würdet landen
sie; Sie würden landen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gelandet sein
du würdest gelandet sein
er würde gelandet sein
wir würden gelandet sein
ihr würdet gelandet sein
sie; Sie würden gelandet sein

der Imperativ
lande! / landet! / landen!


Voorbeelden

  1. Sie könnte im Land der Dinosaurier landen.
    Het kan zelfs een land met dinosaurussen zijn.
  2. Land:
    Land:
  3. Kjartans Land wird euer Land.
    Kjartan' s land zal jouw land worden.
  4. Leistungen unterscheiden sich von Land zu Land
    Sociale rechten verschillen van land tot land
  5. Das Land verlassen.
    Ik moet het land uit.
  6. Das zauberhafte Land.
    The Wizard of Oz.
  7. Wunderschönes Land, was?
    Geweldig land, is het niet?
  8. Verlaßt mein Land.
    En nu van mijn land af.
  9. Land der Träume.
    Ze is in dromenland.
  10. Dein Land verraten.
    Je land verraden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden