NL: landen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geland
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik land jij landt hij landt wij landen jullie landen zij landen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben geland jij bent geland hij is geland wij zijn geland jullie zijn geland zij zijn geland
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik landde jij landde hij landde wij landden jullie landden zij landden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was geland jij was geland hij was geland wij waren geland jullie waren geland zij waren geland
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal landen jij zult landen hij zal landen wij zullen landen jullie zullen landen zij zullen landen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geland zijn jij zult geland zijn hij zal geland zijn wij zullen geland zijn jullie zullen geland zijn zij zullen geland zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou landen jij zou landen hij zou landen wij zouden landen jullie zouden landen zij zouden landen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geland zijn jij zou geland zijn hij zou geland zijn wij zouden geland zijn jullie zouden geland zijn zij zouden geland zijn
|
| Gebiedende wijs |
land
|
| Aanvoegende wijs |
| lande |