NL: lamslaan U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
lamgeslagen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sla lam jij slaat lam hij slaat lam wij slaan lam jullie slaan lam zij slaan lam
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik lamsla dat jij lamslaat dat hij lamslaat dat wij lamslaan dat jullie lamslaan dat zij lamslaan
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb lamgeslagen jij hebt lamgeslagen hij heeft lamgeslagen wij hebben lamgeslagen jullie hebben lamgeslagen zij hebben lamgeslagen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sloeg lam jij sloeg lam hij sloeg lam wij sloegen lam jullie sloegen lam zij sloegen lam
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik lamsloeg dat jij lamsloeg dat hij lamsloeg dat wij lamsloegen dat jullie lamsloegen dat zij lamsloegen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had lamgeslagen jij had lamgeslagen hij had lamgeslagen wij hadden lamgeslagen jullie hadden lamgeslagen zij hadden lamgeslagen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal lamslaan jij zult lamslaan hij zal lamslaan wij zullen lamslaan jullie zullen lamslaan zij zullen lamslaan
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal lamgeslagen hebben jij zult lamgeslagen hebben hij zal lamgeslagen hebben wij zullen lamgeslagen hebben jullie zullen lamgeslagen hebben zij zullen lamgeslagen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou lamslaan jij zou lamslaan hij zou lamslaan wij zouden lamslaan jullie zouden lamslaan zij zouden lamslaan
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou lamgeslagen hebben jij zou lamgeslagen hebben hij zou lamgeslagen hebben wij zouden lamgeslagen hebben jullie zouden lamgeslagen hebben zij zouden lamgeslagen hebben
|
Gebiedende wijs |
sla lam
|
Aanvoegende wijs |
lamsla |