Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: laden
NL: laden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geladen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik laad
jij laadt
hij laadt
wij laden
jullie laden
zij laden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geladen
jij hebt geladen
hij heeft geladen
wij hebben geladen
jullie hebben geladen
zij hebben geladen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik laadde
jij laadde
hij laadde
wij laadden
jullie laadden
zij laadden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geladen
jij had geladen
hij had geladen
wij hadden geladen
jullie hadden geladen
zij hadden geladen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal laden
jij zult laden
hij zal laden
wij zullen laden
jullie zullen laden
zij zullen laden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geladen hebben
jij zult geladen hebben
hij zal geladen hebben
wij zullen geladen hebben
jullie zullen geladen hebben
zij zullen geladen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou laden
jij zou laden
hij zou laden
wij zouden laden
jullie zouden laden
zij zouden laden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geladen hebben
jij zou geladen hebben
hij zou geladen hebben
wij zouden geladen hebben
jullie zouden geladen hebben
zij zouden geladen hebben

Gebiedende wijs
laad

Aanvoegende wijs
lade

Voorbeelden

  1. Laad maar, Martin.
    It 's loaded, Martin.
  2. Laad de Milrinone.
    Load the Milrinone.
  3. Laad de disruptors.
    Power up the disruptors.
  4. Laad het stekelvarken.
    Load the porcupine!
  5. Laad de voertuigen.
    Load the vehicles.
  6. Laad de kanonnen.
    Load the cannons.
  7. Laad de faseerkanonnen.
    Power the phase-cannons.
  8. Laad de katapulten.
    Load the catapults.
  9. Laad de kanonnen.
    Load the cannons!
  10. Dillon, laad Dressler.
    Dillon, run Dressler.


DE: laden    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
geladen
ladend

Indikativ Präsens
ich lade
du lädst
er lädt
wir laden
ihr lad(e)t
sie; Sie laden

Indikativ Perfekt
ich habe geladen
du hast geladen
er hat geladen
wir haben geladen
ihr habt geladen
sie; Sie haben geladen

Indikativ Präteritum
ich lud
du ludst
er lud
wir luden
ihr ludt
sie; Sie luden

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte geladen
du hattest geladen
er hatte geladen
wir hatten geladen
ihr hattet geladen
sie; Sie hatten geladen

Indikativ Futur I
ich werde laden
du wirst laden
er wird laden
wir werden laden
ihr werdet laden
sie; Sie werden laden

Indikativ Futur II
ich werde geladen haben
du wirst geladen haben
er wird geladen haben
wir werden geladen haben
ihr werdet geladen haben
sie; Sie werden geladen haben

Konjunktiv I Präsens
ich lade
du ladest
er lade
wir laden
ihr ladet
sie; Sie laden

Konjunktiv I Perfekt
ich habe geladen
du habest geladen
er habe geladen
wir haben geladen
ihr habet geladen
sie; Sie haben geladen

Konjunktiv II Präsens
ich lüde
du lüdest
er lüde
wir lüden
ihr lüdet
sie; Sie lüden

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte geladen
du hättest geladen
er hätte geladen
wir hätten geladen
ihr hättet geladen
sie; Sie hätten geladen

Konjunktiv II Futur I
ich würde laden
du würdest laden
er würde laden
wir würden laden
ihr würdet laden
sie; Sie würden laden

Konjunktiv II Futur II
ich würde geladen haben
du würdest geladen haben
er würde geladen haben
wir würden geladen haben
ihr würdet geladen haben
sie; Sie würden geladen haben

der Imperativ
du lade; lad


Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden