NL: laboreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gelaboreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik laboreer jij laboreert hij laboreert wij laboreren jullie laboreren zij laboreren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gelaboreerd jij hebt gelaboreerd hij heeft gelaboreerd wij hebben gelaboreerd jullie hebben gelaboreerd zij hebben gelaboreerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik laboreerde jij laboreerde hij laboreerde wij laboreerden jullie laboreerden zij laboreerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gelaboreerd jij had gelaboreerd hij had gelaboreerd wij hadden gelaboreerd jullie hadden gelaboreerd zij hadden gelaboreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal laboreren jij zult laboreren hij zal laboreren wij zullen laboreren jullie zullen laboreren zij zullen laboreren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gelaboreerd hebben jij zult gelaboreerd hebben hij zal gelaboreerd hebben wij zullen gelaboreerd hebben jullie zullen gelaboreerd hebben zij zullen gelaboreerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou laboreren jij zou laboreren hij zou laboreren wij zouden laboreren jullie zouden laboreren zij zouden laboreren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gelaboreerd hebben jij zou gelaboreerd hebben hij zou gelaboreerd hebben wij zouden gelaboreerd hebben jullie zouden gelaboreerd hebben zij zouden gelaboreerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
laboreer
|
| Aanvoegende wijs |
| laborere |