Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: labeuren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gelabeurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik labeur
jij labeurt
hij labeurt
wij labeuren
jullie labeuren
zij labeuren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gelabeurd
jij hebt gelabeurd
hij heeft gelabeurd
wij hebben gelabeurd
jullie hebben gelabeurd
zij hebben gelabeurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik labeurde
jij labeurde
hij labeurde
wij labeurden
jullie labeurden
zij labeurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gelabeurd
jij had gelabeurd
hij had gelabeurd
wij hadden gelabeurd
jullie hadden gelabeurd
zij hadden gelabeurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal labeuren
jij zult labeuren
hij zal labeuren
wij zullen labeuren
jullie zullen labeuren
zij zullen labeuren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gelabeurd hebben
jij zult gelabeurd hebben
hij zal gelabeurd hebben
wij zullen gelabeurd hebben
jullie zullen gelabeurd hebben
zij zullen gelabeurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou labeuren
jij zou labeuren
hij zou labeuren
wij zouden labeuren
jullie zouden labeuren
zij zouden labeuren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gelabeurd hebben
jij zou gelabeurd hebben
hij zou gelabeurd hebben
wij zouden gelabeurd hebben
jullie zouden gelabeurd hebben
zij zouden gelabeurd hebben

Gebiedende wijs
labeur

Aanvoegende wijs
labeure

Voorbeelden

  1. Het was hard labeur.
    It was hard work.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden