Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: kwijtschelden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
kwijtgescholden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik scheld kwijt
jij scheldt kwijt
hij scheldt kwijt
wij schelden kwijt
jullie schelden kwijt
zij schelden kwijt

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik kwijtscheld
dat jij kwijtscheldt
dat hij kwijtscheldt
dat wij kwijtschelden
dat jullie kwijtschelden
dat zij kwijtschelden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb kwijtgescholden
jij hebt kwijtgescholden
hij heeft kwijtgescholden
wij hebben kwijtgescholden
jullie hebben kwijtgescholden
zij hebben kwijtgescholden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schold kwijt
jij schold kwijt
hij schold kwijt
wij scholden kwijt
jullie scholden kwijt
zij scholden kwijt

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik kwijtschold
dat jij kwijtschold
dat hij kwijtschold
dat wij kwijtscholden
dat jullie kwijtscholden
dat zij kwijtscholden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had kwijtgescholden
jij had kwijtgescholden
hij had kwijtgescholden
wij hadden kwijtgescholden
jullie hadden kwijtgescholden
zij hadden kwijtgescholden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal kwijtschelden
jij zult kwijtschelden
hij zal kwijtschelden
wij zullen kwijtschelden
jullie zullen kwijtschelden
zij zullen kwijtschelden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal kwijtgescholden hebben
jij zult kwijtgescholden hebben
hij zal kwijtgescholden hebben
wij zullen kwijtgescholden hebben
jullie zullen kwijtgescholden hebben
zij zullen kwijtgescholden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou kwijtschelden
jij zou kwijtschelden
hij zou kwijtschelden
wij zouden kwijtschelden
jullie zouden kwijtschelden
zij zouden kwijtschelden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou kwijtgescholden hebben
jij zou kwijtgescholden hebben
hij zou kwijtgescholden hebben
wij zouden kwijtgescholden hebben
jullie zouden kwijtgescholden hebben
zij zouden kwijtgescholden hebben

Gebiedende wijs
scheld kwijt

Aanvoegende wijs
kwijtschelde

Voorbeelden

  1. Ik zal al je boetes kwijtschelden.
    I 'll wipe out all your fines.
  2. Detective Blair wilde je boete niet kwijtschelden.
    Detective blair wouldn 't take care of your ticket.
  3. Ik kan een schuld niet zomaar kwijtschelden.
    I can 't simply erase debt like that.
  4. Hij ving niet aan met kwijtschelden van een berg schulden.
    He didn 't set out to forgive a massive parcel of debt.
  5. Hij zei dat hij mijn schuld zou kwijtschelden... .. Als ik Steven doodde.
    And he said he 'd clear my debt... .. if I killed Steven.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden