NL: kwijten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekweten
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kwijt jij kwijt hij kwijt wij kwijten jullie kwijten zij kwijten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekweten jij hebt gekweten hij heeft gekweten wij hebben gekweten jullie hebben gekweten zij hebben gekweten
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kweet jij kweet hij kweet wij kweten jullie kweten zij kweten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekweten jij had gekweten hij had gekweten wij hadden gekweten jullie hadden gekweten zij hadden gekweten
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kwijten jij zult kwijten hij zal kwijten wij zullen kwijten jullie zullen kwijten zij zullen kwijten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekweten hebben jij zult gekweten hebben hij zal gekweten hebben wij zullen gekweten hebben jullie zullen gekweten hebben zij zullen gekweten hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kwijten jij zou kwijten hij zou kwijten wij zouden kwijten jullie zouden kwijten zij zouden kwijten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekweten hebben jij zou gekweten hebben hij zou gekweten hebben wij zouden gekweten hebben jullie zouden gekweten hebben zij zouden gekweten hebben
|
Gebiedende wijs |
kwijt
|
Aanvoegende wijs |
kwijte |