NL: kwantificeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekwantificeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kwantificeer jij kwantificeert hij kwantificeert wij kwantificeren jullie kwantificeren zij kwantificeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekwantificeerd jij hebt gekwantificeerd hij heeft gekwantificeerd wij hebben gekwantificeerd jullie hebben gekwantificeerd zij hebben gekwantificeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kwantificeerde jij kwantificeerde hij kwantificeerde wij kwantificeerden jullie kwantificeerden zij kwantificeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekwantificeerd jij had gekwantificeerd hij had gekwantificeerd wij hadden gekwantificeerd jullie hadden gekwantificeerd zij hadden gekwantificeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kwantificeren jij zult kwantificeren hij zal kwantificeren wij zullen kwantificeren jullie zullen kwantificeren zij zullen kwantificeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekwantificeerd hebben jij zult gekwantificeerd hebben hij zal gekwantificeerd hebben wij zullen gekwantificeerd hebben jullie zullen gekwantificeerd hebben zij zullen gekwantificeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kwantificeren jij zou kwantificeren hij zou kwantificeren wij zouden kwantificeren jullie zouden kwantificeren zij zouden kwantificeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekwantificeerd hebben jij zou gekwantificeerd hebben hij zou gekwantificeerd hebben wij zouden gekwantificeerd hebben jullie zouden gekwantificeerd hebben zij zouden gekwantificeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
kwantificeer
|
Aanvoegende wijs |
kwantificere |