NL: kwadrateren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gekwadrateerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kwadrateer jij kwadrateert hij kwadrateert wij kwadrateren jullie kwadrateren zij kwadrateren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekwadrateerd jij hebt gekwadrateerd hij heeft gekwadrateerd wij hebben gekwadrateerd jullie hebben gekwadrateerd zij hebben gekwadrateerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kwadrateerde jij kwadrateerde hij kwadrateerde wij kwadrateerden jullie kwadrateerden zij kwadrateerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekwadrateerd jij had gekwadrateerd hij had gekwadrateerd wij hadden gekwadrateerd jullie hadden gekwadrateerd zij hadden gekwadrateerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kwadrateren jij zult kwadrateren hij zal kwadrateren wij zullen kwadrateren jullie zullen kwadrateren zij zullen kwadrateren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekwadrateerd hebben jij zult gekwadrateerd hebben hij zal gekwadrateerd hebben wij zullen gekwadrateerd hebben jullie zullen gekwadrateerd hebben zij zullen gekwadrateerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kwadrateren jij zou kwadrateren hij zou kwadrateren wij zouden kwadrateren jullie zouden kwadrateren zij zouden kwadrateren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekwadrateerd hebben jij zou gekwadrateerd hebben hij zou gekwadrateerd hebben wij zouden gekwadrateerd hebben jullie zouden gekwadrateerd hebben zij zouden gekwadrateerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
kwadrateer
|
| Aanvoegende wijs |
| kwadratere |