NL: kruiden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gekruid
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kruid jij kruidt hij kruidt wij kruiden jullie kruiden zij kruiden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekruid jij hebt gekruid hij heeft gekruid wij hebben gekruid jullie hebben gekruid zij hebben gekruid
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kruidde jij kruidde hij kruidde wij kruidden jullie kruidden zij kruidden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekruid jij had gekruid hij had gekruid wij hadden gekruid jullie hadden gekruid zij hadden gekruid
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kruiden jij zult kruiden hij zal kruiden wij zullen kruiden jullie zullen kruiden zij zullen kruiden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekruid hebben jij zult gekruid hebben hij zal gekruid hebben wij zullen gekruid hebben jullie zullen gekruid hebben zij zullen gekruid hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kruiden jij zou kruiden hij zou kruiden wij zouden kruiden jullie zouden kruiden zij zouden kruiden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekruid hebben jij zou gekruid hebben hij zou gekruid hebben wij zouden gekruid hebben jullie zouden gekruid hebben zij zouden gekruid hebben
|
| Gebiedende wijs |
kruid
|
| Aanvoegende wijs |
| kruide |