NL: krijgen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gekregen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik krijg jij krijgt hij krijgt wij krijgen jullie krijgen zij krijgen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekregen jij hebt gekregen hij heeft gekregen wij hebben gekregen jullie hebben gekregen zij hebben gekregen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kreeg jij kreeg hij kreeg wij kregen jullie kregen zij kregen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekregen jij had gekregen hij had gekregen wij hadden gekregen jullie hadden gekregen zij hadden gekregen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal krijgen jij zult krijgen hij zal krijgen wij zullen krijgen jullie zullen krijgen zij zullen krijgen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekregen hebben jij zult gekregen hebben hij zal gekregen hebben wij zullen gekregen hebben jullie zullen gekregen hebben zij zullen gekregen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou krijgen jij zou krijgen hij zou krijgen wij zouden krijgen jullie zouden krijgen zij zouden krijgen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekregen hebben jij zou gekregen hebben hij zou gekregen hebben wij zouden gekregen hebben jullie zouden gekregen hebben zij zouden gekregen hebben
|
| Gebiedende wijs |
krijg
|
| Aanvoegende wijs |
| krijge |