Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: kreukelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekreukeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kreukel
jij kreukelt
hij kreukelt
wij kreukelen
jullie kreukelen
zij kreukelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekreukeld
jij hebt gekreukeld
hij heeft gekreukeld
wij hebben gekreukeld
jullie hebben gekreukeld
zij hebben gekreukeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kreukelde
jij kreukelde
hij kreukelde
wij kreukelden
jullie kreukelden
zij kreukelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekreukeld
jij had gekreukeld
hij had gekreukeld
wij hadden gekreukeld
jullie hadden gekreukeld
zij hadden gekreukeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal kreukelen
jij zult kreukelen
hij zal kreukelen
wij zullen kreukelen
jullie zullen kreukelen
zij zullen kreukelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekreukeld hebben
jij zult gekreukeld hebben
hij zal gekreukeld hebben
wij zullen gekreukeld hebben
jullie zullen gekreukeld hebben
zij zullen gekreukeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou kreukelen
jij zou kreukelen
hij zou kreukelen
wij zouden kreukelen
jullie zouden kreukelen
zij zouden kreukelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekreukeld hebben
jij zou gekreukeld hebben
hij zou gekreukeld hebben
wij zouden gekreukeld hebben
jullie zouden gekreukeld hebben
zij zouden gekreukeld hebben

Gebiedende wijs
kreukel

Aanvoegende wijs
kreukele

Voorbeelden

  1. Ik zie dat je deze kreukel uit de mouw hebt gekregen.
    I see you got that mark out of the sleeve.
  2. Je kerkkleren kreukelen.
    You 're wrinkling your church clothes.
  3. Geen geknuffel, het zal kreukelen!
    No hugging, it 'll wrinkle!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden