Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: koteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekoterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik koter
jij kotert
hij kotert
wij koteren
jullie koteren
zij koteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekoterd
jij hebt gekoterd
hij heeft gekoterd
wij hebben gekoterd
jullie hebben gekoterd
zij hebben gekoterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik koterde
jij koterde
hij koterde
wij koterden
jullie koterden
zij koterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekoterd
jij had gekoterd
hij had gekoterd
wij hadden gekoterd
jullie hadden gekoterd
zij hadden gekoterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal koteren
jij zult koteren
hij zal koteren
wij zullen koteren
jullie zullen koteren
zij zullen koteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekoterd hebben
jij zult gekoterd hebben
hij zal gekoterd hebben
wij zullen gekoterd hebben
jullie zullen gekoterd hebben
zij zullen gekoterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou koteren
jij zou koteren
hij zou koteren
wij zouden koteren
jullie zouden koteren
zij zouden koteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekoterd hebben
jij zou gekoterd hebben
hij zou gekoterd hebben
wij zouden gekoterd hebben
jullie zouden gekoterd hebben
zij zouden gekoterd hebben

Gebiedende wijs
koter

Aanvoegende wijs
kotere

Voorbeelden

  1. Mijn koter, mijn koter.
    My child, my child.
  2. Ik ga met Lizzy en de koter naar Italië.
    I' m taking Lizzy and the kid to Italy.
  3. Ik pas op zijn koter Jean op, die dol op me is.
    I babysit his kid Jean, who 's completely obsessed with me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden