Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: kosten
NL: kosten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekost

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kost
jij kost
hij kost
wij kosten
jullie kosten
zij kosten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekost
jij hebt gekost
hij heeft gekost
wij hebben gekost
jullie hebben gekost
zij hebben gekost

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kostte
jij kostte
hij kostte
wij kostten
jullie kostten
zij kostten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekost
jij had gekost
hij had gekost
wij hadden gekost
jullie hadden gekost
zij hadden gekost

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal kosten
jij zult kosten
hij zal kosten
wij zullen kosten
jullie zullen kosten
zij zullen kosten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekost hebben
jij zult gekost hebben
hij zal gekost hebben
wij zullen gekost hebben
jullie zullen gekost hebben
zij zullen gekost hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou kosten
jij zou kosten
hij zou kosten
wij zouden kosten
jullie zouden kosten
zij zouden kosten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekost hebben
jij zou gekost hebben
hij zou gekost hebben
wij zouden gekost hebben
jullie zouden gekost hebben
zij zouden gekost hebben

Gebiedende wijs
kost

Aanvoegende wijs
koste

Voorbeelden

  1. Het dorpshuis kost geld, alle opkomsten kosten geld.
    The village hall costs, all venues cost.
  2. Luther wil ze kost wat kost.
    Luther wants them pretty bad.
  3. Kost wat kost, heb je gezegd.
    At all costs, you said.
  4. Ik wil dit kost wat kost zien.
    I can 't wait to see this.
  5. Ik hou je kost wat kost tegen.
    I 'll fight you with everything I have.
  6. Jack Twist, houdt kost wat kost vast.
    Jack Twist, hanging on for dear life!
  7. Eén dat ze kost wat kost wou bewaren.
    one she was determined to keep by any means necessary.
  8. Ik moet dat recept hebben... kost wat kost.
    I have got to get that recipe... by any means necessary.
  9. Hoeveel kost het?
    How much for the damn thing?
  10. Vragen kost niets.
    Doesn 't hurt to ask.


DE: kosten    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gekostet
kostend

Indikativ Präsens
ich koste
du kostest
er kostet
wir kosten
ihr kostet
sie; Sie kosten

Indikativ Perfekt
ich habe gekostet
du hast gekostet
er hat gekostet
wir haben gekostet
ihr habt gekostet
sie; Sie haben gekostet

Indikativ Präteritum
ich kostete
du kostetest
er kostete
wir kosteten
ihr kostetet
sie; Sie kosteten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gekostet
du hattest gekostet
er hatte gekostet
wir hatten gekostet
ihr hattet gekostet
sie; Sie hatten gekostet

Indikativ Futur I
ich werde kosten
du wirst kosten
er wird kosten
wir werden kosten
ihr werdet kosten
sie; Sie werden kosten

Indikativ Futur II
ich werde gekostet haben
du wirst gekostet haben
er wird gekostet haben
wir werden gekostet haben
ihr werdet gekostet haben
sie; Sie werden gekostet haben

Konjunktiv I Präsens
ich koste
du kostest
er koste
wir kosten
ihr kostet
sie; Sie kosten

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gekostet
du habest gekostet
er habe gekostet
wir haben gekostet
ihr habet gekostet
sie; Sie haben gekostet

Konjunktiv II Präsens
ich kostete
du kostetest
er kostete
wir kosteten
ihr kostetet
sie; Sie kosteten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gekostet
du hättest gekostet
er hätte gekostet
wir hätten gekostet
ihr hättet gekostet
sie; Sie hätten gekostet

Konjunktiv II Futur I
ich würde kosten
du würdest kosten
er würde kosten
wir würden kosten
ihr würdet kosten
sie; Sie würden kosten

Konjunktiv II Futur II
ich würde gekostet haben
du würdest gekostet haben
er würde gekostet haben
wir würden gekostet haben
ihr würdet gekostet haben
sie; Sie würden gekostet haben

der Imperativ
du koste


Voorbeelden

  1. Ich mag kombinierte Kost.
    Ik hou van mengen.
  2. Plus Kost und Logis.
    Plus kost en inwoning.
  3. Ein Tag leichte Kost, ein Tag Fasten, dann fünf Tage ausgeglichene Kost.
    Een dag geen eten, een dag weinig, dan vijf dagen gewoon.
  4. Das ist sehr wertvolle Kost.
    Hapt zo heerlijk weg.
  5. Gibt es hier keine szetschuanische Kost?
    Is er niets uit Sichuan?
  6. Bei dieser Kost sterben Sie bald.
    Je gaat nog' ns dood met dat dieet.
  7. Nur Kost und Logis? Ganz recht.
    Alleen onderdak en eten?
  8. Passt zur Kost von Masruks Herkunftsland.
    Klopt met de achtergrond van Masruk.
  9. Kost und Logie in einem schwach bewachten Gefängnis.
    Een luxe leventje achter de tralies.
  10. wo mir doch der Appetit nach ausgefallenerer Kost steht?
    als mijn voorkeur ergens anders naar uitgaat.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden