Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: konkelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekonkeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik konkel
jij konkelt
hij konkelt
wij konkelen
jullie konkelen
zij konkelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekonkeld
jij hebt gekonkeld
hij heeft gekonkeld
wij hebben gekonkeld
jullie hebben gekonkeld
zij hebben gekonkeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik konkelde
jij konkelde
hij konkelde
wij konkelden
jullie konkelden
zij konkelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekonkeld
jij had gekonkeld
hij had gekonkeld
wij hadden gekonkeld
jullie hadden gekonkeld
zij hadden gekonkeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal konkelen
jij zult konkelen
hij zal konkelen
wij zullen konkelen
jullie zullen konkelen
zij zullen konkelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekonkeld hebben
jij zult gekonkeld hebben
hij zal gekonkeld hebben
wij zullen gekonkeld hebben
jullie zullen gekonkeld hebben
zij zullen gekonkeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou konkelen
jij zou konkelen
hij zou konkelen
wij zouden konkelen
jullie zouden konkelen
zij zouden konkelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekonkeld hebben
jij zou gekonkeld hebben
hij zou gekonkeld hebben
wij zouden gekonkeld hebben
jullie zouden gekonkeld hebben
zij zouden gekonkeld hebben

Gebiedende wijs
konkel

Aanvoegende wijs
konkele

Voorbeelden

  1. Stelen, konkelen...
    Thievin', conniving'...
  2. Canning en David Lee zijn weer aan het konkelen.
    Canning and David Lee are scheming again.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden