Voorbeelden

1. Und kollidier nicht mit diesem Ram, der macht dich platt.
   En race niet tegen die Ram, of hij gebruikt je als lunch.
2. Die Universen kollidieren.
   De universums gaan botsen.
3. Wann kollidieren die Planeten?
   Wanneer botsen de planeten?
4. Wir kollidieren mit den Meteoriten.
   We raken de meteoroïden.
5. Werden Kirche und Staat kollidieren?
   Een nieuwe botsing tussen kerk en staat?
6. Wir kollidieren mit dem Kai!
   We gaan het dok raken!
7. Wenn also Zeit und Antizeit kollidieren...?
   Dus als normale tijd en antitijd samenkomen?
8. Wir müssen ihn kodieren, kollidieren, kollabieren, eingrenzen.
   En we hebben maar weinig tijd. We moeten het coderen, verzamelen, vastleggen.
9. Er war kurz davor zwei Passagierflugzeuge kollidieren zu lassen.
   We hebben bewijs dat hij twee vliegtuigen probeerde te laten crashen.
10. Die Enterprise selbst zu benutzen, um mit der Sonde zu kollidieren.
    De Enterprise zelf gebruiken, op ramkoers met de sonde.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden