NL: kofferen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekofferd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik koffer jij koffert hij koffert wij kofferen jullie kofferen zij kofferen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekofferd jij hebt gekofferd hij heeft gekofferd wij hebben gekofferd jullie hebben gekofferd zij hebben gekofferd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kofferde jij kofferde hij kofferde wij kofferden jullie kofferden zij kofferden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekofferd jij had gekofferd hij had gekofferd wij hadden gekofferd jullie hadden gekofferd zij hadden gekofferd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kofferen jij zult kofferen hij zal kofferen wij zullen kofferen jullie zullen kofferen zij zullen kofferen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekofferd hebben jij zult gekofferd hebben hij zal gekofferd hebben wij zullen gekofferd hebben jullie zullen gekofferd hebben zij zullen gekofferd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kofferen jij zou kofferen hij zou kofferen wij zouden kofferen jullie zouden kofferen zij zouden kofferen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekofferd hebben jij zou gekofferd hebben hij zou gekofferd hebben wij zouden gekofferd hebben jullie zouden gekofferd hebben zij zouden gekofferd hebben
|
Gebiedende wijs |
koffer
|
Aanvoegende wijs |
koffere |