NL: knipogen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geknipoogd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik knipoog jij knipoogt hij knipoogt wij knipogen jullie knipogen zij knipogen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geknipoogd jij hebt geknipoogd hij heeft geknipoogd wij hebben geknipoogd jullie hebben geknipoogd zij hebben geknipoogd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik knipoogde jij knipoogde hij knipoogde wij knipoogden jullie knipoogden zij knipoogden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geknipoogd jij had geknipoogd hij had geknipoogd wij hadden geknipoogd jullie hadden geknipoogd zij hadden geknipoogd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal knipogen jij zult knipogen hij zal knipogen wij zullen knipogen jullie zullen knipogen zij zullen knipogen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geknipoogd hebben jij zult geknipoogd hebben hij zal geknipoogd hebben wij zullen geknipoogd hebben jullie zullen geknipoogd hebben zij zullen geknipoogd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou knipogen jij zou knipogen hij zou knipogen wij zouden knipogen jullie zouden knipogen zij zouden knipogen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geknipoogd hebben jij zou geknipoogd hebben hij zou geknipoogd hebben wij zouden geknipoogd hebben jullie zouden geknipoogd hebben zij zouden geknipoogd hebben
|
Gebiedende wijs |
knipoog
|
Aanvoegende wijs |
knipoge |