NL: knarsetanden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geknarsetand
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik knarsetand jij knarsetandt hij knarsetandt wij knarsetanden jullie knarsetanden zij knarsetanden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geknarsetand jij hebt geknarsetand hij heeft geknarsetand wij hebben geknarsetand jullie hebben geknarsetand zij hebben geknarsetand
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik knarsetandde jij knarsetandde hij knarsetandde wij knarsetandden jullie knarsetandden zij knarsetandden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geknarsetand jij had geknarsetand hij had geknarsetand wij hadden geknarsetand jullie hadden geknarsetand zij hadden geknarsetand
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal knarsetanden jij zult knarsetanden hij zal knarsetanden wij zullen knarsetanden jullie zullen knarsetanden zij zullen knarsetanden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geknarsetand hebben jij zult geknarsetand hebben hij zal geknarsetand hebben wij zullen geknarsetand hebben jullie zullen geknarsetand hebben zij zullen geknarsetand hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou knarsetanden jij zou knarsetanden hij zou knarsetanden wij zouden knarsetanden jullie zouden knarsetanden zij zouden knarsetanden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geknarsetand hebben jij zou geknarsetand hebben hij zou geknarsetand hebben wij zouden geknarsetand hebben jullie zouden geknarsetand hebben zij zouden geknarsetand hebben
|
| Gebiedende wijs |
knarsetand
|
| Aanvoegende wijs |
| knarsetande |