Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: knabbelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geknabbeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik knabbel
jij knabbelt
hij knabbelt
wij knabbelen
jullie knabbelen
zij knabbelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geknabbeld
jij hebt geknabbeld
hij heeft geknabbeld
wij hebben geknabbeld
jullie hebben geknabbeld
zij hebben geknabbeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik knabbelde
jij knabbelde
hij knabbelde
wij knabbelden
jullie knabbelden
zij knabbelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geknabbeld
jij had geknabbeld
hij had geknabbeld
wij hadden geknabbeld
jullie hadden geknabbeld
zij hadden geknabbeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal knabbelen
jij zult knabbelen
hij zal knabbelen
wij zullen knabbelen
jullie zullen knabbelen
zij zullen knabbelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geknabbeld hebben
jij zult geknabbeld hebben
hij zal geknabbeld hebben
wij zullen geknabbeld hebben
jullie zullen geknabbeld hebben
zij zullen geknabbeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou knabbelen
jij zou knabbelen
hij zou knabbelen
wij zouden knabbelen
jullie zouden knabbelen
zij zouden knabbelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geknabbeld hebben
jij zou geknabbeld hebben
hij zou geknabbeld hebben
wij zouden geknabbeld hebben
jullie zouden geknabbeld hebben
zij zouden geknabbeld hebben

Gebiedende wijs
knabbel

Aanvoegende wijs
knabbele

Voorbeelden

  1. Knibbel, knabbel, knuisje...
    Nibble, nibble, little mouse...
  2. Knabbel op het vlees.
    Nibble on the Jim.
  3. Knabbel hier eens op!
    Chew on this! What ho!
  4. Ik knabbel op een koekje, meester.
    This is chewing a biscuit, boss.
  5. Kom mee, knabbel aan m' n kont.
    Come on, nibble on me arse!
  6. Eet jij schapen, knabbel je aan geiten?
    Did you eat sheep, nibble on goats?
  7. Alsjeblief niet knabbelen.
    Please don 't nibble.
  8. Ze kunnen rond knabbelen.
    They might munch around.
  9. Iets om te knabbelen.
    Something to munch on.
  10. Ze beginnen eindelijk te knabbelen.
    The croakers are starting to nibble.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden