Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: klonteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geklonterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klonter
jij klontert
hij klontert
wij klonteren
jullie klonteren
zij klonteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geklonterd
jij hebt geklonterd
hij heeft geklonterd
wij hebben geklonterd
jullie hebben geklonterd
zij hebben geklonterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klonterde
jij klonterde
hij klonterde
wij klonterden
jullie klonterden
zij klonterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geklonterd
jij had geklonterd
hij had geklonterd
wij hadden geklonterd
jullie hadden geklonterd
zij hadden geklonterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal klonteren
jij zult klonteren
hij zal klonteren
wij zullen klonteren
jullie zullen klonteren
zij zullen klonteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geklonterd hebben
jij zult geklonterd hebben
hij zal geklonterd hebben
wij zullen geklonterd hebben
jullie zullen geklonterd hebben
zij zullen geklonterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou klonteren
jij zou klonteren
hij zou klonteren
wij zouden klonteren
jullie zouden klonteren
zij zouden klonteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geklonterd hebben
jij zou geklonterd hebben
hij zou geklonterd hebben
wij zouden geklonterd hebben
jullie zouden geklonterd hebben
zij zouden geklonterd hebben

Gebiedende wijs
klonter

Aanvoegende wijs
klontere

Voorbeelden

  1. Vast een klonter.
    Must have blown a clot.
  2. De klonter moet in de bilaterale vertebrale aders zitten.
    Clot would be at the top of the bilateral vertibral arteries.
  3. We kunnen een anglo doen om de klonter te zoeken.
    We could do an angio to find the clotting.
  4. Mijn vermoeden is dat hij een post-operatieve klonter kreeg.
    My hunch is he 's got a post-operative clot.
  5. Ze dansen, ze zweten, ze klonteren.
    They dance, they sweat, they clump.
  6. Regina, help haar met het klonteren.
    Regina, help her with the clumping.
  7. Ik denk dat de bypass is gaan klonteren.
    I think the bypass is clotted.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden