NL: klonen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gekloond
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kloon jij kloont hij kloont wij klonen jullie klonen zij klonen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekloond jij hebt gekloond hij heeft gekloond wij hebben gekloond jullie hebben gekloond zij hebben gekloond
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kloonde jij kloonde hij kloonde wij kloonden jullie kloonden zij kloonden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekloond jij had gekloond hij had gekloond wij hadden gekloond jullie hadden gekloond zij hadden gekloond
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal klonen jij zult klonen hij zal klonen wij zullen klonen jullie zullen klonen zij zullen klonen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekloond hebben jij zult gekloond hebben hij zal gekloond hebben wij zullen gekloond hebben jullie zullen gekloond hebben zij zullen gekloond hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou klonen jij zou klonen hij zou klonen wij zouden klonen jullie zouden klonen zij zouden klonen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekloond hebben jij zou gekloond hebben hij zou gekloond hebben wij zouden gekloond hebben jullie zouden gekloond hebben zij zouden gekloond hebben
|
| Gebiedende wijs |
kloon
|
| Aanvoegende wijs |
| klone |