Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: klampen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geklampt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klamp
jij klampt
hij klampt
wij klampen
jullie klampen
zij klampen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geklampt
jij hebt geklampt
hij heeft geklampt
wij hebben geklampt
jullie hebben geklampt
zij hebben geklampt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klampte
jij klampte
hij klampte
wij klampten
jullie klampten
zij klampten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geklampt
jij had geklampt
hij had geklampt
wij hadden geklampt
jullie hadden geklampt
zij hadden geklampt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal klampen
jij zult klampen
hij zal klampen
wij zullen klampen
jullie zullen klampen
zij zullen klampen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geklampt hebben
jij zult geklampt hebben
hij zal geklampt hebben
wij zullen geklampt hebben
jullie zullen geklampt hebben
zij zullen geklampt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou klampen
jij zou klampen
hij zou klampen
wij zouden klampen
jullie zouden klampen
zij zouden klampen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geklampt hebben
jij zou geklampt hebben
hij zou geklampt hebben
wij zouden geklampt hebben
jullie zouden geklampt hebben
zij zouden geklampt hebben

Gebiedende wijs
klamp

Aanvoegende wijs
klampe

Voorbeelden

  1. Ik klamp me vast aan strohalmen.
    Just your old mother clutching at straws.
  2. Waar klamp je je aan vast?
    What are you holding on to?
  3. Jenny had het ook over een klamp.
    Jenny said that lan tripped over a cleat too.
  4. Matroos Dunsmore zou zijn gestruikeld over een klamp.
    You said that Seaman Dunsmore tripped over a cleat on the dock.
  5. Klamp je niet vast aan wat je kent.
    Do not cling to what you know!
  6. Walter, ik klamp me vast aan een strohalm, begrijp je dat?
    Walter, I am holding on by a thread. You do understand that?
  7. Toen struikelde lan over een klamp en hij viel in z' n mes.
    And then lan tripped over a cleat and fell on his knife.
  8. Ik weet niet hoe ik dat weet maar ik klamp mij daar aan vast
    I don 't know where it comes from but it 's what I hold on to.
  9. Je verliest de klampen.
    You 're losing the cleats.
  10. Zijn die voetbal klampen?
    Are those soccer cleats?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden